maandag 28 februari 2011

In Italiaanse stijl

Asia in Irkoetsk

In de trein naar Irkoetsk

In Vilnus

Moeder en dochter op een bankje

Gouden bergen in het vooruitzicht

Woensdag, 11 november 1998

Carla en Anja waren er al, maar voor de rest was het nog rustig bij Kees en Janny. Om half negen zou een medewerker van Amway komen om het distributie­systeem van zijn bedrijf aan ons uit te leggen. Kees had me een paar dagen geleden al wat documenta­tiemate­riaal gegeven, dat ik gisterenavond aandach­tig had doorgenomen. Veel wijzer werd ik er niet van. Ook Tony Teuben was van de partij, uit solidariteit met zijn vriend, maar echt geinteresseerd klonk hij niet, zo bleek later op de avond. Eindelijk, drie kwartier te laat, kwam de man van Amway op de proppen. Door fileproblemen was het hem niet gelukt op tijd te verschij­nen. Hij zag er netjes uit in zijn blauwe pak en met zijn keurig getrimd haar. Uit een grote, zwarte tas haalde hij het presentatiemateriaal van zijn bedrijf tevoorschijn. De familie van Kees en zijn vriend Tony maakten ondertussen de ene grap na de andere en leek eerder puberaal dan daadwerkelijk geïnteresseerd. Tony liet zijn desinte­resse halverwege de avond wel heel duidelijk merken door te stellen dat hij een tevreden mens was en helemaal geen behoefte had welke rijkdom dan ook na te streven. Met een rode viltstift tekende de jonge verkoper allerlei rondjes op een groot, plastiek bord. De rondjes werden met lijntjes aan elkaar verbonden. Elk rondje vertegenwoordigde iemand in het distributie­netwerk, waarbij het de bedoeling was na verloop van tijd en veel inzet aan het hoofd van alle rondjes te staan. Dan zou het geld automatisch binnen­stromen en hoefde je niets meer te doen. Ik vroeg aan de presentator van de avond waarom hij zelf nog niet binnen was, terwijl hij, zoals hij zelf had aangegeven, al meer dan vier jaar voor het bedrijf op pad was. Dat hij zich uit de naad moest werken en zelfs alle avonden zijn verkooppraatjes moest doen, terwijl hij deed alsof hij al een heel belangrijk rondje was gewor­den, ergens hoog in de hiërarchie van rondjes, gaf iets ongeloofwaardigs aan zijn pogingen ons voor zijn bedrijf te winnen. Steeds grotere bedragen kwamen op het bord. Het was zelfs mogelijk dat je uiteindelijk een kwart miljoen gulden op je bankrekening bijgeschreven kon krijgen als je maar genoeg contacten en afnemers had opgebouwd. De een moest zijn karretje vol met boodschappen bij kassa 1 afrekenen en kreeg een korting van dertig procent. De ander mocht bij kassa 2 gewoon doorlopen, zonder te betalen met minstens net zoveel boodschappen als nummer 1, maar nummer 3 spande toch wel de kroon. Hij mocht niet alleen gelijk doorlopen, maar kreeg bovendien een paar leuke, groene flappen uitgekeerd bij het verlaten van de super­markt. En dit soort onzin moesten we de hele avond aanhoren. Dat er eigenlijk producten verkocht moesten worden, hetgeen eigenlijk het belang­rijkste onderdeel van de presentatie had moeten zijn, werd heel terloops in een bijzin medege­deeld. Anja, die nu ook nattigheid begon te voelen toen ze merkte dat ze een starterspakket van Amway kreeg aangesmeerd begon nu ook behoorlijk kritische vragen te stellen. Het was uit met de pret voor onze vertegen­woordiger toen de catalogus van Amway op tafel kwam waaruit bleek dat sommige bekende producten zelfs duurder waren als in de winkel. Kees en Janny waren nog druk met de Amway-man in de weer door allerlei producten bij hem te bestellen, die ze dan weer konden door verkopen, toen ik maar besloot op te stappen. Kees klonk behoorlijk teleurgesteld. Hij had iets anders voorgesteld van de avond. Ik was rond kwart voor twaalf weer thuis en niet ontevreden over de rol die ik eerder op de avond had gespeeld als zijnde de kritische consument, die zich niet zomaar iets had laten aanpraten.

Het modellenbureau

Het is negen uur in de ochtend. Met een vermoeid lijf en de slaap nog in m'n ogen zit ik op het parochiesecretariaat. Ik wacht tot de koffie klaar is om te proberen mijn half comateuze toestand te boven te komen. Voor de rest hoop ik maar dat de telefoon zwijgt en niemand het in zijn of haar hoofd haalt het secretariaat te vereren met een bezoekje.

Gisteren zat ik in een veel te klein kamertje tegenover een stel giganti­sche dijen van een voluptueuze Surinaamse. Ze was net als Emilka afgekomen op de advertentie van het modellenbureau. De Surinaamse, die beschikte over enorme borsten, was gekleed in een kort, zwart en strak rokje. Daarboven had haar half doorzichtige blouse grote moeite in model te blijven vanwege de kolossale voorgevel. Ze zat precies tegenover mij en had haar stevige, in glimmende nylon­kousen gestoken benen over elkaar geslagen. Een jonge, eveneens donkere vrouw in een zwart pakje bracht ons de inschrijf­formulie­ren. Het wachtkamertje was intussen tot de laatste stoel bezet. Het schoot niet erg op. Tijdens het wachten gebeurde er vrijwel niets. Een oma met haar kleindochter begon na verloop van tijd een beetje ongeduldig op haar stoel heen en weer te draaien, terwijl het kind als een modelpop al die tijd mooi probeerde te zitten. Het was na bijna een uur van wachten kwart over drie geworden en was mijn geduld op. Onze groep was bijna aan de beurt, zei de dame in het zwarte pak, nadat ik naar haar toe was gegaan om verhaal te halen. Teruglo­pend naar het wachtka­mertje kwam ik Emilka en haar pompeuze, Surinaamse collega in spé tegen. Ik voegde me bij Asia in het bedompte kamertje en begon opnieuw last te krijgen van agres­sieve bijge­dachten toen er zo'n tien minuten in ledigheid voorbij gingen. Na overleg met de lady in black mochten we naar de ruimte waar Emilka met zo'n vijftien andere eventueel toekomstige modellen zat. Een klein, glad mannetje in een kreukelig pak hield daar een soort van toespraak. Hij zat op een tafel en bood Asia zijn stoel aan. Een vrij oude man, type zwerver, werd geadviseerd zich de moeite van het laten maken van foto's te besparen, want ofschoon niemand geweigerd zou worden zouden zijn foto's niet echt ergens in een of andere presentatiemap terecht komen.
We moesten tweehon­derd gulden betalen om een fotosessie van Emilka te kunnen laten maken. Daar kwam dus de aap uit te mouw. Een vunzig contractje moest ondertekend worden. Weigeren of erover nadenken werd niet geappre­cieerd. We moesten nu beslissen, want later, na een paar dagen van bedenk­tijd, zou het mannetje in het kreukelige pak zijn vis kwijt zijn. Emilka had wel zin in het modellenwerk, het zou goed kunnen zijn voor haar zelfvertrouwen, zodat ik het contract ondertekende. We konden eindelijk gaan. Het mannetje had zijn zin. We zouden nooit meer iets van het modellenbureau vernemen nadat Emilka de foto’s had laten maken en vele weken later eindelijk opgestuurd had gekregen.

Een krantenwijk

Van de familie Klein namen we de krantenwijk over. We kregen een boekje met adressen en de opdracht elke dag zo'n tweehon­derd kranten te bezorgen. Telkens als we een straat afgewerkt hadden scheurden we het blaadje uit het boekje en gooiden dat weg. Aan het eind van de werkdag drong het tot ons door dat we die blaadjes nodig hadden, want zo goed was ons geheugen nu ook weer niet, zodat we onze route nog een keertje moesten afwerken, dit keer op zoek naar de blaadjes met adressen. De politie lag altijd op de loer. Ik was te jong om arbeid te verrichten en zelfs een krantenwijk werd niet getole­reerd. Af en toe kwamen ze achter me aan, maar wist hen steeds te ontlopen door mijn fiets handig in steegjes te manoeuvreren waar het gevreesde volkswagentje der politio­nele macht niet in kon. Toch kwam er een dag dat er geen vluchtwegen meer waren. Bij het flatgebouw tegenover de Caland-lts aan de Van Goghlaan stond mijn fiets met in de zijtassen de kranten die ik nog moest bezorgen. Een politiea­gent had zich bij mijn fiets geposteerd. Ik zag hem vanaf de galerij staan. Hij had me reeds enkele dagen in de gaten gehouden. Uiterst lang­zaam bezorgde ik mijn kranten, maar ik kon niet eeuwig weg­blijven. Er was slechts één uitgang en daar stond de rechter­lijke macht in de vorm van een stel fascistische laar­zen. Ik gaf me over en moest mijn adres opgeven. Diezelfde avond nog kregen vader en moeder bezoek van de agent. De poes ge­bruikte zijn pet als slaapmand. We kregen een milde boete (vijf gulden, precies mijn weekloon), maar ik mocht geen kranten meer bezorgen. Het resultaat van dit gebod was dat ik nog stiekemer en oplettender mijn kranten in de brievenbussen der abonnees duwde. Als het regende of slecht weer was kregen we een paar centen ongemakkenvergoeding. Wist je iemand lid van de krant te maken dan kreeg je een vergoeding die meer bedroeg dan je hele weeksalaris. In sommige buurten waren pesterige jongens. Met lood in de schoenen bezorgde ik dan daar de krant. Een van die jongens besperde me op een keer de weg, toen ik naar beneden wilde om het flatgebouw te verlaten. Ik gaf hem ineens en totaal onverwacht zo'n harde klap in het gezicht dat hij van de trap vloog en tegen de buitendeur aan­klapte. Gelukkig was Aad in de buurt om me fysieke bijstand te verlenen, wanneer dat nodig mocht zijn. Later had ik geen last meer van deze pestkop en werd zelfs een beetje mijn vriend. Zo werd me duidelijk dat de eerste klap een daalder waard was. Niet alleen door fysiek geweld werden pestende jongens op een afstand gehouden ook door een zekere mate van diplomatie, toegepast door Aad, was voldoende om het vege lijf te redden. Toen jongens van plan waren me massaal een lesje te leren en me aan het eind van de straat bij de Noordvliet me op stonden te wachten om het vonnis te voltrekken wist Aad het tij te keren door hen mede te delen dat ik, zijn eigen broer, niet helemaal normaal was. De jongens ge­loofden dat en tot mijn verbazing, want ik wist niet wat Aad tegen hen had gezegd, lieten ze me voortaan met rust. Het meeste geld verzamel­den we aan het eind van het jaar, wanneer we de abonnees van Het Vrije Volk, de krant die we toen bezorgden, braaf een geluk­kig nieuwejaar toewensten. Zakken vol met klein geld werden thuis geleegd. Na lang sparen had ik een geldbriefje met de beeltenis van Erasmus in mijn bezit, waarvan ik een zwarte fiets kocht.

zondag 27 februari 2011

Jan de Kozak

Zaterdagavond, 26-2-2011, waren Asia en ik rond kwart over zeven te vinden in de dansschool van Norbert van Wijk. Asia was als een soort Russische tsarine gekleed terwijl ik als een kozak ten tonele verscheen, met een siberische muts en een loodzware bontjas.




De Kozak gaat naar huis

Poesjes in Siberië

zaterdag 26 februari 2011

Rond 1 januari 2010







De 12 hersenzenuwen

Deze 12 craniale zenuwen verbinden de grote hersenen met zintuigcellen en effectoren in hoofd, hals en bovenlichaam.
I.  Reukzenuw (sensorisch): ze is uitsluitend sensibel en bestaat uit gebundelde uitlopers van de zintuigcellen in het reukepitheel
II. Oogzenuw (sensorisch): de plaats waar de nervus opticus het oog verlaat bevindt zich geen netvlies, dit wordt de blinde vlek genoemd
III. Oogbewegingszenuw (motorisch): = nervus oculomotorius. Een van de zenuwen die de uitwendige oogspieren verzorgen welke het oog laten bewegen. Deze zenuw verzorgt vier van de zes uitwendige oogspieren: m. rectus superior (omhoog kijken), m. rectus inferior (omlaag kijken), m. rectus medialis (naar binnen kijken) en de m. obliquus inferior (omhoog kijken en rotatie van het oog). Met deze zenuw lopen ook zenuwvezels uit de zogenaamde kern van Edinger-Westphal mee die de inwendige oogspieren van de pupil en de ooglens aansturen.
IV. Katrolzenuw (motorisch): zenuw die de musculus obliquus superior verzorgt (heeft een complexe invloed op de bewegingen van het oog, o.a. naar beneden kijken en het laten roteren van het oog om de lengte-as)
V. Trigeminale zenuw (sensorisch en motorisch, dus gemengd):verzorgt het gevoel van het gelaat en de kauwspieren. Deze splitst zich in drie takken: n. ophtalmicus, n. maxillaris en n. mandibularis
VI. Abducenszenuw (motorisch): de zenuw die de musculus rectus lateralis verzorgt. Dit is de oogspier die het oog naar lateraal (naar buiten) laat bewegen oftewel abduceert.
VII. Gezichtszenuw (motorisch):verzorgt de gelaatsspieren (mimiek) en de smaaksensatie van het voorste 2/3 deel van de tong
VIII. Auditief-vestibulaire zenuw (sensorisch): ook wel n. statoacusticus genoemd). Verzorgt gehoor en evenwicht
IX. Tongkeelholte zenuw (gemengd):
Verzorgt de smaaksensatie van het achterste 1/3 deel van de tong en stuurt spieren in de keel aan.
X. Vaguszenuw (gemengd): heeft uitgebreide functionaliteit in het hele lichaam. Bestuurt o.a. spieren in hals en borst en beïnvloedt hartslag en bloeddruk (flauwvallen) en spijsverteringsstelsel
XI. Bijkomstige zenuw (motorisch): stuurt enkele halsspieren aan. Deze zenuw is niet helemaal echt een hersenzenuw omdat hij ontspringt uit het ruggemerg in de hals, maar omdat hij omhoog loopt en de schedel verlaat samen met n.IX en n.X werd/wordt hij toch tot de hersenzenuwen gerekend
XII. Tongzenuw (motorisch): verzorgt de tongspieren en enkele halsspieren
 

Asia en Jan aan tafel

Schizofrenie

- minimaal dient er eenmaal een psychotische episode  op te treden (meestal vaker)
- deze episode gaat gepaard met een afwijkende beleving van de werkelijkheid, resulterend in
   onlogische gedachtepatronen, wanen, hallucinaties en in wisselende mate emotionele,
  denk- en gedragsstoornissen
- vroeger dementia praecox (=dementie op jonge leeftijd) genoemd; terminologie verfijnd
- niet te verwarren met meervoudige
  persoonlijkheid
- komt bij ongeveer 1 procent van de bevolking voor in alle culturen en openbaart zich vaak
  tijdens de puberteit, of in de vroege adolescentie.
- oorzaak is niet bekend
- meest aannemelijke: een hersenziekte  op basis
   van een lichamelijke afwijkingen in de hers.
 - erfelijkheid speelt een belangrijke maar niet
   uitsluitende rol (zie identieke tweelingen (hebben
  dezelfde genen; in 50-70% v/d gevallen hebben ze
   het beiden, dus geen volledige concordantie (als
  de een het heeft, dan de ander ook)
- omgeving speelt ook een belangrijke rol bij het
  ontstaan van de ziekte
- onbehandeld is het een ernstige ziekte (veel lijden
   bij patiënt en omgeving + invaliditeit)
à Behandeling:
Antipsychotica kunnen helpen om veel van de symptomen van schizofrenie te behandelen. Gesprekken, sociale steun, steun van de familie en revalidatie zijn ook van zeer groot belang voor  een succesvolle therapie. Antipsychotica zoals bijvoorbeeld haloperidol (Haldol®), werken door bepaalde receptoren in de hersenen te blokkeren en door het vrijkomen van bepaalde chemische stoffen te verminderen. Dit helpt om de symptomen van schizofrenie te verlichten. Veel voorkomende bijwerkingen van deze medicijnen zijn onder meer: korte onwillekeurige spierkrampen en zenuwtrekken / rusteloosheid, bewegingsdrang  die leidt tot snel geïrriteerd zijn en angst / een maskerachtige gelaatsuitdrukking /  schuifelende, onstabiele manier van lopen / obstipatie, moeite met de ontlasting / duizeligheid

Homeostase, cognitie en verdeling hersenen

homeostase = de regulatie en handhaving van een evenwicht, opdat de toestand van het interne milieu in het (menselijk) lichaam (bloed en weefselvloeistof) stabiel blijft
cognitie(Latijn: cognoscere = weten of kennen) = de mentale activiteit die de processen van leren, waarnemen, herinneren, denken, interpreteren, geloven en probleem oplossen bevat.
Verdeling hersenen:
- rhombencephalon (achterhersenen)
  . Myelencephalon
  . Metencephalon
- Mesencephalon (middenhersenen)
- Prosencephalon (voorhersenen)
  . Diencephalon
  . Telencephalon
Enkele functies van het rhombencephalon zijn onder andere de regeling van slaap (in samen-werking met de suprachiasmatische nucleus) en het reguleren van complexe spierbewegingen.

De hersenen

(= meervoud / er is geen enkelvoud) / brein / encephalon (Grieks: ‘in het hoofd’) = waarnemend, aansturend, controlerend en informatieverwerkend orgaan in dieren / opgebouwd uit 100 – 200 miljard neuronen of zenuwcellen / besturen en coördineren sensorische systemen, beweging, gedrag en homeostatische lichaamsfuncties zoals ademhaling, bloeddruk en lichaamstemperatuur. Basis van beweging, geheugen en bij hogere soorten van cognitie en emotie.

De geologische tijdperken

precambrium (4600-570) à cambrium (570-510) à ordovicium (510-439) à siluur (439-409) à devoon (409-363) à carboon (363-290) à perm (290-245) à trias (245-208) à jura (208-146) à krijt (146-65) à Paleoceen (65-56,5) à eoceen (56,5-35,5) à oligoceen (35,5-23,5) à miloceen (23,5-5,2) à plioceen (5,8-1,64) à Pleistoceen (1,64-0,01).

Vakantie in Gdansk

Zomer in Borkowo



donderdag 24 februari 2011

Een beeld zegt meer dan 1000 woorden

Asia en Jan bij de Waterweg

Onze eigenwijze hond in optima forma



Uit het leven gegrepen

Vader, Bernard Buys en Hans van der Pennen
Mijn vrouw en dochter
Trotse vader met zijn dochter

Emilka met haar vriendin Renate

Onze husky (in haar actieve periode)

Tante Nina

Białystok bevindt zich nog geen dertig kilometer van de Russische grens. De reis per Mercedes van Asia’s ouders van Gdansk naar deze Oost-Poolse plaats duurde dan ook bijna een hele dag. Eindelijk reden we het tuintje in van tante Nina, die ons joviaal in haar Batman-trainingspak begroette. Ze praatte oorverdovend hard en telkens verzekerde ze ons dat we niet teveel op haar moesten letten, want ze was toch gek. In het donkere woonkamertje zaten we aan een lange tafel en dronken koffie, terwijl Emilka de fotoboeken van tante bewonderde. We kregen een knipsel uit een plaatselijke krant voorgeschoteld waaruit moest blijken dat tante Nina over een heldhaftige en patriottistische familie beschikte. Het was haar vader, broer of oom, die in Rusland gevangen had gezeten. Even later, niet lang na onze binnenkomst, toonde ze ons een soort trouwjurk en zei met gepaste trots: “Dit is voor mijn laatste bal op aarde”. Hiermee bedoelde ze haar begrafenis, maar gezien haar taaie fysieke conditie leek deze nog lang niet in zicht. Theatraal showde ze haar witte jurk en maakte een komische indruk in haar ietwat verschoten, lichtblauwe trainingspak. Met glinsterende ogen keek ze ons aan, alsof ze werkelijk van plan was meteen af te reizen naar de onderwereld. Het werd nog zotter toen ze haar gouden schoentjes toonde, die ze alleen op haar begrafenis wenste te dragen. Degene die de opdracht had gekregen haar begrafenis te regelen, inclusief de balseming en het aankleden van het lijk, was eveneens aanwezig in de huiskamer, maar hij leek me een stuk dichter bij de dood dan zijn vitale vriendin. Moeizaam nam hij zuurstof tot zich en elke stap, die hij noodgedwongen moest nemen om vooruit te kunnen komen, leek, gezien zijn broze toestand, een hachelijke, levensbedreigende onderneming.
’s Avonds maakten we kennis met Ania en Jurek, familie van tante Nina, die ons uitnodigden bij hen te komen slapen. Maar al te snel stemden we hierin toe. De slaapplaats, die tante Nina voor ons had uitgezocht, een schuur in de tuin, leek ons niet zo comfortabel. ’s Middags hadden we er een uurtje doorgebracht, vermoeid als we waren van de reis, maar een beetje misselijk geworden van de vreemde geur die er hing en de angst voor spinnen en ratten, die ieder moment op konden duiken, had ons besloten ons middagdutje maar vroegtijdig te staken. Misschien was tante wel beledigd, toen Asia en ik snel hadden ingestemd met de uitnodiging van Ania en Jurek, maar dat was op dat moment niet onze grootste zorg.
De volgende dag werd ik wakker gelikt door een van de grappige honden van onze nieuwe kennissen. Het harige beest likte me kietelend op mijn gezicht en trippelde fanatiek met zijn lange staart kwispelend naar Asia, toen het in de gaten kreeg dat ik wakker was geworden. Gelukkig was mijn hoofd nog niet helemaal geëxplodeerd door alle drank van de vorige avond.
Na het ontbijt brachten we een bezoekje aan de markt en de kerk, waar tante Nina de jaardienst hield voor haar overleden zus, waarmee ze langdurig had samengewoond.
Het was wel duidelijk dat ze graag in het middelpunt van de belangstelling wenste te staan, zo pontificaal  zat ze daar op de eerste rij, alsof ze de paus in hoogsteigen persoon was.
Het feest was nauwelijks op gang of de eerste dodelijke blikken werden door tante Nina uitgedeeld. Eerst in de richting van Ania’s zoon Igor, die naast ons zat. Hij moest zijn mond houden, want zijn tante mocht niet onderbroken worden door storende geluiden aan de andere kant van de lange tafel. Ze had iets te vertellen en iedereen moest gedwongen meeluisteren. Asia liet zich niet zo snel uit het veld slaan en negeerde het mens zoveel mogelijk, zodat ze nu het onderwerp werd van tante Nina’s haat. Gevolg hiervan was wel dat het vermeende opperhoofd van de familie steeds agressiever begon te drinken en steeds meer aandacht op zich probeerde te vestigen. Die kreeg ze volledig, toen ze bij het afscheid nemen in een dusdanige woede ontstak, dat Jurek haar de deur wees. Ze pakte een schaal met bigos beet en gooide deze nationale, Poolse lekkernij naar het hoofd van de gastheer. De helft van de bigos, zuurkool met lekkere stukjes spek en worst, gegarneerd met overheerlijke specerijen en kruiden, trof doel. Het gezicht van Jurek, zijn haar en overhemd, alles zat onder het vet, de zuurkool en de worstjes. De schaal met de rest van zijn inhoud vloog verrassend genoeg precies door een geopend raam de tuin in, zodat de materiële schade beperkt bleef. Nu moest Jurek tot bedaren gebracht worden, want hij leek van plan het oude mens haar laatste bal sneller te bezorgen dan ze eerder op de dag nog had gedacht en mocht haar amechtig piepende assistent alsnog in actie komen. En terwijl Jurek door een aantal feestgangers in de houdgreep werd genomen stond tante Nina buiten iedereen intussen verrot te schelden. Asia’s vader probeerde haar in de auto te krijgen om haar zo snel mogelijk af te kunnen voeren naar haar huisje, maar ze liet zich niet zomaar de auto inwerken. Fanatiek stak ze haar armen en benen uit, hield het dak van de auto en de zijkant van de deur stevig vast, zodat twee mannen nog niet in staat waren de schreeuwende tante in de auto op te bergen. Ze was zo sterk als een Russische beer. Eindelijk lag ze dan enigszins opgevouwen in de Opel van Ania, maar een moment van onoplettendheid zorgde ervoor dat ze weer buiten stond te schelden en te tieren en nog lang geen aanstalten maakte om op te stappen. Ze was net lekker warmgedraaid en alle haat die ze in zich had kwam er ongefilterd uit.
Het was wel duidelijk, deze tante had een onuitwisbare indruk op Asia en mij achtergelaten, terwijl we er op dat moment bijna zeker van waren dat we haar wel nooit meer zouden ontmoeten. Stel je voor dat iemand het in zijn hoofd haalde niet de gouden, maar de verkeerde schoentjes aan haar dode voeten te schuiven, ze zou voor een moment uit de dood opstaan om de schuldige met haar eigen handen te wurgen.

Carnaval in Duitsland (februari 2004)

De animo om donderdag naar Keulen te gaan om tussen een half miljoen vreemd uitgedoste Duitsers onder het genot van grote hoeveelheden alcoholische consumpties carnaval te moeten vieren is bij mij niet echt levensgroot aanwezig, maar het ziet er naar uit dat ik er niet onderuit kom. Asia heeft er wel zin in, ze heeft het immers haar tante in Hagen beloofd. Het is misschien niet zo vreselijk als ik denk, maar de tijd, moeite en kosten beginnen toch ook een rol te spelen. De winkel moet dan twee dagen dicht (minder ernstig dan het lijkt, want we verkopen deze tijd toch heel weinig), de auto dient achthonderd kilometer af te leggen (het is en oudje, maar dat moet lukken, diesel is op kosten van de zaak) en ik loop ook nog eens de kans niet op tijd aan te komen om vrijdagavond competitie te spelen (ernstiger, omdat we donderdagavond bij Anja in Hagen zeker het een en ander zullen drinken, en daar bedoel ik dan geen Spa rood mee). Wellicht maak ik me meer zorgen dan nodig. Gewoon gaan en er het beste van maken. Op vrijdag rond twaalf uur ’s middags vertrekken, zodat er voldoende tijd is om op een tijdstip in Rozenburg te arriveren waar de tafeltennisjongens van team 3 vrede mee kunnen hebben.
Samen met Emilka deed ik vanmiddag boodschappen bij Lidl in Spijkenisse. Hoe rustig ik ook mijn karretje door de paden manoeuvreerde, het ging toch nog te snel naar Emilka’s zin. We hadden alles gezien en gekocht, maar bij de kassa kon ze geen afscheid nemen van de winkel en moest ik nog een paar mensen bij de kassa voor laten gaan. Ik heb nu eenmaal de reputatie van iemand die nogal ongeduldig is bij het boodschappen doen en ook al deed ik vandaag toch nog zo’n mijn best het rustig aan te doen, plichtmatig kreeg ik weer allerlei verwijten naar mijn hoofd geslingerd, zij het gelukkig niet zo ernstig. Emilka is nu bezig de boodschappen uit te pakken en in de koelkast te proppen. Nog steeds vreest ze dat we niet genoeg hebben gekocht om de komende dagen culinair redelijk goed door te komen, nu haar ouders van plan zijn een paar dagen naar Duitsland te gaan.


Gisterenavond rond kwart over zes vertrokken Asia en ik naar Hagen. Ik had eerder op de dag Asia overgehaald om toch maar te gaan. Nadat we nog een paar keer terug waren gekomen omdat we telkens wat vergeten waren ging het richting Duitsland. Bij Eindhoven begon het wat harder te regenen en in Duitsland in de buurt van Duisburg werd het weer echt onaangenaam. Steeds meer water spetterde op de vooruit, de weg dreigde over te stromen. Gelukkig hield het regenen voorbij Essen op. Drie uur nadat we uit Rozenburg vertrokken waren reden we de Flyerstrasse in. We hadden niet hoeven te zoeken. Vermoeid maar tevreden beklommen we de steile trap naar Anja’s appartement. Ook al hadden we ons zo voorgenomen niets te drinken steeds sneller namen we een glas met wodka en cola. Maar heel laat, zoals vorig jaar, maakten we het niet, nog voor één uur lagen we in  bed en hadden moeite niet van ons kussen af te glijden.
Vanmorgen stond Asia om kwart voor acht op en ik twintig minuten later. Het schrikbeeld te moeten bivakkeren in een trein vol vreemd uitgedoste Duitsers kwam steeds dichterbij. De trein die het station van Hagen kwam binnenglijden en die voor ons bestemd was bleek vol te zitten. Meer mensen dan vorig jaar hadden het plan opgevat naar Keulen af te reizen om daar carnaval te gaan vieren. Martin, Anja’s vriend, zette zijn CD-speler op een van de stoelen van de trein, ongeveer een decimeter verwijderd van het hoofd van een bejaarde man en draaide met oorverdovend lawaai zijn eerste CD met carnavalliedjes. Het bleek een goede zet te zijn, want al snel begonnen enkele dame’s op leeftijd mee te dansen. Asia en ik kregen zitplaatsen aangeboden zodat we niet het hele stuk hoefden te staan. Een van de vrouwen op leeftijd proostte met me en begon in mijn gezicht te wrijven. Ik haalde een van de flesjes met drank uit ons rugtasje en begon mee te drinken. Om geheel nuchter te blijven, ook al zou dat verstandiger geweest zijn in verband met het grote gevaar nodig te moeten plassen, bleek in deze omstandigheden een te moeilijke opgave. Na mijn eerste flesje, we waren inmiddels voorbij Wuppertal, begon ik me wat beter te voelen. Gelukkig was er nog geen acute drang om te plassen, dat zou pas later komen. In Keulen was het station barstensvol met mensen. Asia, Anja, Martin, vijf collega’s van Martin en ik bleven een tijdje besluitloos op het plein voor de Keulse Dom staan. Niemand had nu enig idee wat te doen. Ik besloot een WC in het station op te zoeken. Moeizaam volgde ik de bordjes, maar kon nergens een toilet ontdekken. Daarom liep ik een restaurant binnen en opende daar een deur waar Privat op stond. De deur viel achter mij in het slot, terwijl ik in een labyrint  van nauwe gangen terecht was gekomen. Nu werd mijn belabberde oriëntatievermogen zeer op de proef gesteld, want ik dreigde op privé-terrein nu helemaal de weg kwijt te raken. Eindelijk vond ik mijn deur met het bordje Privat weer terug en op het moment dat ik voelde dat de deur aan de binnenkant niet meer geopend kon worden en onvermijdelijk door doodsangst overmand zou worden werd deze door een medewerker van het restaurant aan de andere zijde geopend. Een vrouw achter de bar keek me kwaad aan en vroeg wat ik van plan was, ik mocht daar immers helemaal niet komen. Snel verontschuldigde ik me en vervolgde mijn hopeloze zoektocht. Eindelijk liep ik de juiste gang door en stootte op een zee van mensen, die allemaal nodig naar de WC moesten. Dat vergde teveel van mijn geduld en snel liep ik het station de verkeerde kant uit. Toen ik de buitendeuren was gepasseerd bevond ik me niet op het plein met de Dom, maar ergens aan de andere zijde van het immense Keulse station. Ik stortte geestelijk net niet in en dankzij dat laatste restje gezond verstand wist ik Asia en de groep te bereiken. Martin stelde voor om gewoon tegen een muurtje, een paar meter van ons vandaan, te plassen, in de schaduw van de Dom. Als een kind zo blij deed ik mee met de andere feestgangers die met flinke zeikstralen een riviertje langs mijn schoenzolen produceerden. Na een paar uur hadden we ons in een café genesteld en dronken bier, wodka en wijn. Af en toe stonden een paar jonge meiden bij mij in de buurt en terwijl Asia zich onderhield met een kale Duitser maakte ik langdurig deel uit van een dansend groepje meisjes. Rustig van mijn biertje nippend werd ik zo vaak lichamelijk beroerd door een dansend meisjesachterwerk dat het geen toeval meer kon zijn en dat de verschillende meisjes waar ik zo stiekem mee danste wisten dat ze zo intiem tegen me aan stonden te rijden. Af en toe voelde ik een bevallig kontje tegen de binnenkant van mijn dijen aankomen. Sommigen waren zo brutaal om een paar keer tegen mijn kruis te stoten. Het was leuk, gezellig en opwindend, ik kon zo wel een paar uur blijven staan. De algehele pret nam toe toen ik aan Asia vroeg een foto van mij met een van die grappig dansende meisjes te nemen. Ik voelde haar natte lippen op mijn wang, toen Asia alles in het werk stelde een foto van ons te nemen, echter zonder veel resultaat. De flitser deed het niet en nadat ik even zonder veel belangstelling naar het apparaat had gekeken probeerde Asia het opnieuw. Telkens werd ik door een meisje gezoend. Eindelijk kwamen we erachter dat de film op was en dat er helemaal geen foto meer gemaakt kon worden.
Aan het eind van de middag moesten we weer naar huis. Op het station raakten we Martin kwijt. We hadden hem eigenlijk nodig voor de kaartjes die hij op zak had. Enkele treinen naar Hagen lieten we voorbij gaan, maar Martin bleef zoek, zodat we zonder geldig plaatsbewijs de trein van zeven uur of daaromtrent namen. Anja, Asia en ik waren nu de enigen nog van de groep, die uit tien man had bestaan.

Moeder

Moeder werd op 30 oktober 1930 in Delft geboren. Het gezin waarin ze terecht kwam bestond al uit elf kinderen. Na haar zou nog één kind komen. Vaak had ze hoofdpijn. Ze kon dan niet met de kinderen uit de buurt spelen, maar zat zo'n beetje in de schaduw. Op een dag, aangetrok­ken door de lekkere geur van het gas, plaats­te ze de gasslang op haar mond en begon ver­lekkerd het gas te inhaleren. Nog maar net kon ze gered worden, want ze had reeds het bewustzijn verloren.
In de oorlog jatte ze eten bij de buren en aardappelen van een boot, die niet ver van hun huis in de Schie lag afgemeerd. Ze was niet bang voor de Duitsers, die voor haar allemaal Hans heetten. Een paar broers werden opgepakt en op transport gezet. Ook haar broer Arie, die het minste verstand en het opvlie­gendste karakter van alle kinderen had, werd opge­pakt. Hij begreep er niets van en begon alvast elke Duitser die hij tegenkwam verrot te schelden. Zijn broer Wim, die nog niet door de arbeids­dienst was opgepakt, hielp Arie uit Duitsland vluchten en nam zijn plaats in het kamp in. Wim kwam een jaar la­ter zo toegetakeld terug dat zijn moeder hem niet meer herkende.
Nog voor de oorlog afgelopen was stierf moe­ders moeder. Op haar sterfdag was moeder wel in het ziekenhuis waar haar moeder lag, maar was alleen bij een vriendinnetje op bezoek geweest en niet bij haar moeder. Haar vader, een bloemenkoopman, kon geen tijd vinden om voor haar te zorgen en bracht haar naar een klooster in Limburg. Daar verbleef ze bijna vijf jaar. Ze groeide verder op tussen de nonnen en haar lotgenoten en werd meer dan eens onheus behandeld. Het ergste vond ze de valse beschuldigingen die ze af en toe naar haar hoofd kreeg. Op verdenking van diefstal moest ze twee weken doorbrengen in de douche­ruimte van het klooster.
Soms lukte het om over de muur te klimmen en even te genieten van de vrijheid. Dan rookte ze een sigaret, het weinige vertier wat ze in die tijd had. Ze kreeg een te grote mond en moest voor straf naar een klooster met een harder regime, waar ze het over het algemeen beter naar haar zin had dan in het klooster in Limburg. Ze was achttien toen ze vrij kwam en terugkeerde naar haar geboorteplaats. Ze woonde in bij haar oudere zus. Dansen was haar passie. In de dansschool ontmoette ze m'n vader, die een tijdje daarvoor was terug­gekeerd uit Ne­derlands-Indië en alle ploppers die hij daar was tegengekomen de bomen in had gejaagd.
Onschuldig als ze was raakte moeder snel in verwachting en trouwde op 4 februari 1953. De dijken waren doorgebroken en er heerste een algehele paniek in het zuidwesten van het land. In de kerk speelde Jules de Korte op het orgel. De blinde muzikant zou daarna nog vaak op televisie verschijnen. Een paar maanden later werd een tweeling ge­boren. Ze noemde de kinderen Lia, naar haar moeder en Kees, naar haar schoonvader. Het leven was niet gemakkelijk. Vader werkte veel, terwijl moeder het druk had met de klein­tjes op een klein zolderkamertje.
Regel­matig trok ze met de tweeling naar het gemeentehuis voor een ruimere woning. Ze kreeg een deel van een alleenstaand huis toe­gewezen in de buurt van een psychiatrische inrichting. Haar buren waren vervelende men­sen. Nog altijd brengen haar verhalen over de gruweldaden van Aad Kortekaas, de halfgare buurman van toendertijd, mij in een staat van emotionele woede. Nog vreemder was dat deze psychopaat later gewoon bij ons op bezoek kwam met zijn gezinnetje, toen we al lang niet meer in zijn huis woonden. Hij bracht dan zijn domme, dikke vrouw mee en zijn drie zoontjes. De ventjes moesten bij vertrek al­tijd gefouilleerd worden, want ze probeerden steeds iets van ons speelgoed mee te nemen. En die gekke buurman liet het ooglui­kend toe.
Na de tweeling verscheen Aad ten tonele, ge­boren op 2 oktober 1954. En toen ik kwam, op 26 november 1955, nam vader even gas terug. Agnes zou pas drie jaar na mij geboren wor­den, op 18 oktober 1958.
De schulden werden langzaam maar zeker afbe­taald. Alleen vaders broek Nick, met de veel­zeggende bijnaam de pruimenschijter, wilde nog wel eens roet in het eten gooien. Niet voor niets is hij thans een van de rijkste ooms. Moeder had bij hem een lening afgeslo­ten, iets dat ze beter niet had kunnen doen. Vroeger rekende hij al een dubbeltje voor elke sigaret die hij over had en maakte hij mijn vader zwart (Corrie, hij is echt niet te vertrouwen) in de hoop een kansje bij moeder te maken. Maar toen leed hij al aan epilepti­sche aanvallen en was het geen prettig gezicht hem aan tafel zijn gezicht te zien openhalen met zijn eigen vork. Trouw betaalde moeder elke maand een flink bedrag af. Toen ze dacht eindelijk met de lening klaar te zijn en een paar maanden later bij een gezel­lig samenzijn met Nick en zijn mollige vrouw, dit heugelijke feit nog eens memoreerde, kreeg ze een week later de kous op de kop. Nick had in zijn administratie ontdekt dat er nog een termijn voldaan diende te worden.
Vanwege problemen met mijn nieren bracht ik zes weken door in het zieken­huis, waarvan drie in afzondering op een harde plank. Vaak nam moeder speelgoed mee, maar veel plezier beleefde ik er niet aan. Het meeste raakte ik na bezoekuur meteen kwijt vanwege het sociale beleid van het ziekenhuis waarbij speelgoed aan minder bedeelde kinderen werd uitgedeeld door het gewoon van de rijkere kinderen af te nemen. Daarna nam moeder alleen nog maar snoep voor me mee, waarvan ik tijdens het bezoekuur zoveel mogelijk at. Een gezagsdra­ger in vol ornaat kwam moeder meedelen dat ik naar huis mocht. Hij belde aan, wachtte tot moeder een hartaanval had gekregen en deelde toen het goede nieuws mee.
We woonden in Spijkenisse en Agnes was net geboren. In het ziekenhuis had ik moeder al verscheidene keren op het hart gedrukt het nieuwe zusje maar weer weg te doen als ik naar huis zou komen.
We verhuisden naar Maassluis in een periode dat het flat in Spijkenisse steeds voller raakte met Spanjaarden.

In Maassluis woonden we op twee hoog in een vier kamer flat. Kees, Aad en ik kregen een kamertje van twee bij drie, terwijl Lia en Agnes een veel ruimer onderkomen tot hun be­schikking hadden.
Tegenover ons huis was een bejaardenhuis waar vrijwel elke dag een rij zwarte auto's voor de ingang stond.
Moeder was nog jong en mooi. Ze had veel con­tact met haar buren. Nel Heskes, die een paar portieken verder woonde, was haar beste vriendin. Soms verliep het contact niet naar wens. Lia groeide op en had wel eens moei­lijkheden met haar buurmeisjes, die over het algemeen een paar jaar jonger waren als zij. Jaloezie was meestal de hoofdreden om de moe­ders in stelling te brengen.
In de periode dat ik op de lagere school zat kreeg moeder steeds vaker last van maagpijn. Vooral tijdens de feestdagen, wanneer het eten wat vetter was dan normaal, had ze er last van. Vader las voor uit Alleen op de we­reld. Als de klok twaalf uur sloeg wensten we elkaar gelukkig nieuwejaar en zochten dan moeder op in haar slaapka­mer, want daar lag ze met ondraagelij­ke pijnen in haar buik. Midden in de nacht werd ze naar het zieken­huis gebracht. Haar dokter was niet aanwezig en moeder werd opgegeven. Nog hoorde ze de stem van een van de chirurgen. Daar is niets meer aan te doen. Door een wonder werd ze gered. Haar dokter, die door een wakkere geest van het ziekenhuis­personeel was opge­roepen, redde haar door een groot deel van haar maag te verwijderen en haar inwendige weer helemaal schoon te maken.
Moeder was altijd in voor geintjes. Soms liep dat verkeerd af. Ze probeerde eens een bal, die haar richting uit kwam, zo hard mogelijk terug te schoppen. Ze miste de bal, maar raakte een ijzeren vuilnisbak, die met een flinke boog bij de jongens terecht kwam. Er zat een put in haar scheenbeen, maar ze liet niets merken. Met een stalen glimlach op het gezicht liep ze de drie trappen naar boven, sloot de deur achter zich en viel flauw. Een andere keer verloor ze een deel van haar duim bij het kaasschaven. Toen ze door had dat er een stukje van haar duim tussen de geraspte kaas lag kon ze nog net de naam van m'n vader roepen en verloor het bewustzijn.
M'n moeder sloeg nooit. Nou ja, een keertje dan. Ik was beneden op straat en speelde met een groep kinderen een of ander spelletje. Moeder verscheen op balkon en riep iets naar me. Waarschijnlijk moest ik binnenkomen om te eten, maar veel zin had ik er niet in en lachte een beetje schaapachtig naar boven. Moeder sloot de deur en was een minuut later beneden. Ik had nog niets in de gaten toen ze vlak voor me stond en ineens een behoorlijk harde klap in mijn gezicht gaf. Ik schrok me wild, maar de schaamte was erger dan de pijn.
 

De rode Opel

De rode Opel Kadette kochten we bij een malafide zaak in Schiedam. Vele Polen waren ons voor geweest, dat werd ons door een van de werknemers met gepaste trots verteld. Dat die Polen in Polen niet terug konden om verhaal te halen was een prettige bijkomstigheid voor dit maffiabedrijf. Het dikke, louche mannetje, lid van het drietal dat de onderneming scheen te leiden, verze­ker­de ons dat de auto in prima conditie was en dat we konden rekenen op drie maanden garantie. Dat de motor een beetje een vreemd geluid maakte was normaal, want het was niet voor niets een diesel. Andere mankementen, die we tijdens de inspectie hadden ontdekt, zouden bij aflevering verholpen zijn. We hoefden ons totaal geen zorgen te maken. Echter, toen we de auto ophaalden en betaalden, bleken kleine reparaties niet te zijn uitgevoerd of zeer amateuristisch. Krassen en lichte verfbeschadigingen bij het slot van een van de voordeuren werd door een van de monteurs met een klein flesje rode lak weggewerkt. Ik startte de motor waarna Asia me enigszins angstig aankeek. Het geluid van de motor drong wel heel dwingend door in onze cabine. Toch verliep de eerste reis naar Polen zonder veel proble­men, maar bij de tweede reis, nog binnen de garantieter­mijn van drie maanden, ging het mis. We waren nauwelijks de Duits-Poolse grens gepasseerd of de tempera­tuurmeter begon naar de rode gevarenzone te klimmen. Meestal zakte het pijltje weer naar een aanvaardbaar niveau, maar dit keer niet. Ik reed nog tweehonderd kilometer door, af en toe bij een benzinestation informe­rend of er iets met de ventilator aan de hand zou kunnen zijn. Een van de pompbediendes bevestigde een contactje in de motor, zodat de venn continu bleef draaien, maar dit alles zonder zichtbaar resultaat. Op een verlaten parkeerplaats vond ik het maar het beste om de auto neer te zetten om af te koelen. Twee mannen, die wel verstand van auto's leken te hebben, zorgden ervoor dat we de moeilijkste nacht in ons leven zouden meemaken. Een van hen was zo handig de dop op het koeltankje los te draaien, terwijl de motor nog gloeiend heet was en moest zich snel uit de voeten maken want een kokende fontein van zwart water spoot omhoog, alsof een nieuwe oliebron was aangeboord. Binnen een paar seconden was de motor zwart van de olie. Met ontzetting keken Asia en ik toe hoe onze auto getransformeerd werd in een wrak, als een vogel vleugellam zwemmend in een zwaar bevuilde zee. Het was duidelijk, met deze auto konden we geen meter meer rijden. Wist ik wat ik nu weet, dan had ik de koeltank gewoon met water gevuld en telkens een gedeelte van de resterende reis naar Gdansk afgelegd. Nu lieten we ons verslepen naar de meest criminele plaats in Polen, dertig kilometer van de parkeer­plaats verwijderd. De twee mannen die onze auto zo netjes hadden bevuild waren bereid om voor twintig gulden onze auto naar de dichtstbij­zijnde garage te slepen. Het angstzweet stond duimdik op mijn voorhoofd toen ik moeite moest doen niet op de achterkant van de auto van mijn helpers te botsen. De sleepkabel was wel heel erg kort en ik was niet gewend in Polen te worden voortgesleept over smalle, heuvelachtige wegen.
Eindelijk bereikten we de plaats, het was negen of tien uur 's avonds geworden, waar geen garage bereid was ons probleem te verhelpen. We waren aangewezen op de hulp van Asia's vader, die een paar dagen daarvoor pas was teruggekeerd uit Nederland en nog flink vermoeid was van de reis. Nadat hij gebeld was nam het wachten een aanvang. De kleren die we voor hulpbehoeven­de mensen in Polen hadden meegenomen kwamen nu goed van pas.
Met een paar dozijn truien over ons heen lagen we in de auto en wachtten op de komst van Asia's vader. Die moest eerst nog zo'n tweehonderdvijftig kilometer afleggen. Rond vier uur 's morgens had hij ons gevonden en kon het moeilijkste gedeelte van de reis beginnen. Ik had nauwelijks geslapen, was al achttien uur onderweg en zag het helemaal niet zitten om aan een kabel voortgesleept te worden door half Polen. Er zat echter niets anders op, ik mocht blij zijn dat m'n schoonvader bereid was ons voort te slepen. De eerste tien kilometer waren meteen een verschrikking. Er was net een nieuwe laag asfalt op de weg aangebracht, die men had beschermd met een extra laag steentjes. Deze steentjes sprongen wild tegen de onderkant van de auto, zodat mijn aandacht niet alleen gevestigd was op de achterlichten van de Mercedes voor me, maar ook op de mogelijke schade aan de auto door die talloze opspringende steentjes. De regen kwam de duisternis een handje helpen. Om de accu te sparen zette ik maar heel af en toe de ruitenwissers aan. Heuvel op was minder moeilijk dan heuvel af. De kabel ging in neer­waartse richting vaak slap hangen waardoor het gevaar van een botsing of een harde ruk het grootst waren. Door het slechte zicht had ik moeite de juiste afstand tot de auto voor me te bepalen waardoor ik nogal eens vaak dwangmatig op de rem trapte. Zo reden we de tweehonderdenvijftig kilometer naar Gdansk. Ik was al bijna vierentwintig uur onderweg, maar mocht geen moment verslappen. Tot Gdansk hield de kabel het wonderbaarlijk, maar in de stad brak het touw minstens vier keer. Eindelijk hadden we het huis van Asia's ouders bereikt. De accu was leeg, zelfs de ruitenwissers wilden niet meer in beweging komen.
Het gevecht met de triade van het garagebedrijf in Schiedam nam een maand later een aanvang. Wijzend op de garantie - de drie maanden waren nog niet om - dacht ik de auto kosteloos door het bedrijf te kunnen laten maken, maar dan had ik buiten de waard omgerekend. Meteen al bij het eerste telefonische contact kreeg ik te horen dat ik de bij hen aangeschafte Opel Kadett niet hoefde te brengen. Was ik wel van plan te komen dan zouden ze niet aarzelen om mij met auto en al van het terrein te gooien. Samen met Asia's vader, die m'n auto op een aanhangwagen uit Polen naar Nederland had vervoerd, brachten we, tegen beter weten in, een bezoek aan de garage in de Spaanse Polder. Het dikke mannetje die me de Kadett had verkocht begon al wild met z'n bolle kop te schudden. Hij was duidelijk niet van plan zijn verplichtingen na te komen. Helaas bleek het bedrijf niet aangesloten te zijn bij een erkende vereniging, zodat ik in het uiterste geval alleen nog maar naar de politie zou kunnen. Een monteur, de man met het rode kwastje, die de beschadiging bij het slot van een van de portieren van de Kadett zo amateuristisch had verholpen, keek me schuldig, maar ook meelevend aan en terwijl hij mij passeerde fluisterde hij dat hij er ook niets aan kon doen. Deze man ging duidelijk gebukt onder het regime van de bedrijfsleiding. Over en weer schreeuwden we naar elkaar en Asia's vader gebruikte zelfs de  legendarische woorden fucking company, maar daar bleef het dan bij. We kwamen ondanks alles tot een compromis. Dat ik maanden later weer naar deze garage toeging, samen met een Poolse kennis, om er een auto te kopen mag wel heel vreemd genoemd waren, maar we waren er niet in geslaagd ergens anders een auto voor een redelijke prijs aan te schaffen. De auto, een fraaie witte Ford Sierra, zou uitgevoerd worden naar Polen. Hetzelfde dikke mannetje dat eerst nog zo'n grote bek had, deed weer aardig nu hij in de gaten kreeg dat er weer zaken met hem gedaan werd. Met de hand op zijn bedorven hart verzekerde hij me dat ik de BTW zou terugkrij­gen. Hij liet me facturen zien waarop een stempel van de douane was gedrukt ten teken dat de auto was uitgevoerd. Hij had de BTW weer terugbetaald aan klanten die zo'n factuur konden overleggen. Daarom werd de auto een paar dagen later naar Polen gebracht en zorgde ik ervoor bij de douane een uitvoerstempel te krijgen. Terug in Nederland ging ik de volgende dag samen met Asia meteen naar de garage. In het kantoortje bij de garage was de voltallige bedrijfs­leiding aanwezig, het misdadige drietal waarvan de jongste van hen de capo di tutti capi leek te zijn. Hij was gekleed in een driedelig pak en had de blik van een crimineel op oorlogspad. Hij keek nauwe­lijks naar me en liet het dikke mannetje het vuile werk opknappen. Nog onwetend van de moeilijk­heden die ze zouden maken, want ze hadden niet verwacht dat iemand uit Polen terug zou komen om de BTW op te eisen, liet ik hen de factuur met de uitvoerstempel zien. Het mollige kereltje deed nu of hij van niets wist. Een zekere nerveusiteit maakte zich meester van mijn stembanden toen ik in de gaten kreeg dat ik de duizend gulden, waar ik al die tijd rekening mee had gehouden, misschien wel kon vergeten. Zo rustig als maar mogelijk was onder de gegeven omstandigheden legde ik uit dat het mannetje zelf het voorstel had gedaan om de BTW terug te vragen, dat hij mij zonder pardon het geld zou geven en nu deed hij alsof zijn identieke tweelingbroer deze vergissing had begaan. De heren, gepokt en gemazeld in het vieze wereldje van de autohandel, kregen echter wel in de gaten dat ik me niet zomaar gewonnen zou geven. Gelukkig begon ik net niet te dreigen, bijvoorbeeld met inscha­keling van politie en dergelijke, want dan had ik mijn hand over­speeld. Nu keek de dikke man naar Don Corleone, die ik nog nooit normaal had horen praten, maar alleen enigszins fluisterend tegen zijn medewerkers. Een knikje van zijn hoofd, nauwelijks waarneembaar, zorgde ervoor dat de man die het praatwerk deed een dik stapeltje bankbiljetten uit zijn broekzak haalde en een briefje van duizend op het bureau wierp. Zo rustig mogelijk pakte ik het geld, ofschoon dat niet erg gemakkelijk ging want inwendig kookte ik nog, en verliet snel het kantoor.