Maandag, 26 maart 1990:
De treinreis verliep zonder problemen.
In Poznan kocht ik een kaartje naar Gdansk. Vier uur later stond ik met mijn koffertje voor de deur van Asia's flat. Gelukkig brandde er licht. Ik herinnerde me nog de vorige keer, toen ik Asia net was misgelopen op het station van Poznan. Toen ik met pijn in het hart in mijn trein, die eigenlijk onze trein had moeten zijn, het station van Poznan verliet stopte helemaal uit Gdansk een taxi voor het station en rende Asia naar de stationshal, waar ze me dus net was misgelopen. Ik bracht toen mijn gemoed tot bedaren met behulp van een flesje vieux. Ik dronk er zoveel van dat ik beneveld raakte en mijn flesje liet vallen. Tegenover mij zat een vriendelijk meisje, die haar suède laarsjes had uitgedaan om comfortabel op de bank te kunnen liggen, we waren immers de enigen in de coupé, dus er was genoeg plaats. De inhoud van het flesje dat ik liet vallen, vieux vermengd met cola, kwam precies terecht op die prachtige laarsjes.
Asia was natuurlijk nog niet thuis in Gdansk, toen ik voor haar deur stond. De taxichauffeur die me naar het huis van Asia's ouders bracht was buitengewoon vriendelijk en behulpzaam. Hij probeerde me een beetje te kalmeren en gaf me een compliment om mijn uitstekende beheersing van de Poolse taal. Het enige Pools dat ik toen kende was de naam van Asia's straat en dat van haar ouders. Maar nu deed Asia open en was het geluk compleet. Ik had een verontrustende brief van haar ontvangen hetgeen mij aanspoorde zo snel mogelijk te komen. Asia zag er fantastisch uit. Speciaal voor mij had ze haar mooie, rode jurk aangetrokken. Binnen brandden kaarsen en een fles champagne stond op tafel. Een gedenkwaardig avondje volgde.
Na meer dan een maand in Polen verbleven te hebben namen we op 8 maart de trein naar Warschau. Daar zwaaide Asia me uit. Een dag later was ik in Schiedam en kreeg bij thuiskomst te horen dat moeder, zoals gewoonlijk, weer veel zorgen om mij had gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten