donderdag 24 februari 2011

De eerste ontmoeting

Rond kwart over acht 's avonds, op een warme dag in mei, even nadat de lange internati­ona­le trein met zijn groenblauwe wagons het sta­tion van Schiedam-West was binnengegle­den, zocht ik mijn coupé op. Het nummer van mijn zitplaats stond op m'n ticket. De coupé was leeg. Nadat ik mijn koffer in het bagage­rek had gepropt nam ik bij het raam plaats en keek door de glazen omhulzing van het stati­on. Na een paar minuten zette de trein zich in beweging, richting Moskou. Het rood van de ondergaande zon scheen behaaglijk in mijn gezicht. In Duitsland was het echter te donker om nog iets van het landschap te kun­nen zien. Door de rode, hardleren banken om te klappen was het mogelijk languit te lig­gen. Ik was nog steeds alleen, wat wel pret­tig was. De volgende ochtend bewoog de trein zich uiterst langzaam door Berlijn. Aan beide zijden van de rails liepen soldaten met her­dershon­den. Langdurig bleef de trein wachten op de grens tussen oost en west. Een nauwge­zette controle volgde. We moesten opstaan zodat mannen in groene pakken en glimmende laarzen onder de banken kon­den kijken. Daarna moest ik vijf mark betalen voor een doorreis visum. In Polen ging alles nog trager. Op het station van Kunowice uitzicht op een mistroostig en verlaten land­schap. Mensen liepen verveeld heen en weer op het perron of rook­ten een sigaret. Na een onmeetba­re lange tijd zette de trein zich eindelijk in bewe­ging, maar stopte alweer na honderd meter. Het ran­geren nam zo een eeu­wigheid in beslag. Een dikke man met een bruinleren koffertje verkocht zlotys aan buitenlandse toeristen, die verplicht waren voor elke dag dat ze in Polen zouden verblijven, 36 mark om te wisse­len. Op de zwarte markt kreeg je, zo bleek later, het zesvou­dige aan zlotys voor je marken, hetgeen een bijzonder belang­rijk gegeven is voor een Hollander die, zoals ik, verzot is op geld. In Berlijn kreeg ik bezoek van een gezelschap Poolse mensen, die in Duitsland inkopen had gedaan. Met moeite wisten ze hun verworven waren in de bagagerekken te stouwen. De coupé was veranderd in een super­markt. Uit de dikke boodschappentas­sen puilden de worsten met knoflook. Twee meisjes van rond de twintig leken wel een oogje op mij te hebben. Telkens lachten ze vriende­lijk naar mij. Ik wist niet wat me overkwam. Een van de meisjes deed haar schoenen uit. Onder haar broek droeg ze zwar­te, doorzichtige panties. Brutaal plaatste ze haar voeten naast mij op de bank. Zo zat ze bijna tastbaar tegen me aan.
Ik voelde me, vreemd genoeg, niet gespannen. De laatste jaren had ik vaak last van hart­kloppingen en hevige transpiratie. Dwangmatig bevoelde ik mijn pols in situaties waarin ik me niet op mijn gemak voelde. Daardoor ging mijn hartslag steeds meer omhoog en kreeg ik vieze zweetvlekken onder mijn oksels. Als remedie nam ik kalmeringstablet­ten, maar die hielpen niet altijd.
Aandachtig bekeek ik het landschap en de men­sen in de coupé. De reis verliep niet echt monotoon, ofschoon ik niets begreep van de Poolse conversatie om mij heen. Ik had me voorgenomen tot het tijdstip waarop de trein het station van Warschau zou binnenrijden me niet druk te maken en alles over me heen te laten komen, een houding die me zeer goed bleek te helpen. Ik behoef­de me nergens zor­gen om te maken. Wel had ik in de gaten dat ik een compleet andere wereld was binnengegaan. En naar het mij voorkwam ook een an­dere tijd, die van mijn jeugd.
War­schau naderde. Mensen begonnen naar hun tassen te graai­en. Ik zat al zo'n twintig uur in de trein. Op het langgerekte perron van de bunkerachti­ge aankomsthal stonden veel mensen te wachten, maar in een fractie van een se­conde, toen de trein bijna tot stilstand was gekomen, zag ik Asia staan. Ze viel meteen op met haar blonde haar en prachtige ogen. Op­vallend was dat de trein tot stilstand kwam toen Asia en ik vrijwel tegenover elkaar ston­den. Alleen nog maar uitstappen en in haar armen vallen. Maar zo goed kenden we elkaar niet. Er volgde een vluchtige begroe­ting. In sneltrein­vaart liepen we naar een van de loketten in de aankomsthal om een kaartje naar Gdańsk te kopen. Een groepje mensen ergens in een hoek van de immens grote stationshal stond naar een televisiescherm te kijken dat zo'n drie meter boven de grond was bevestigd. Lech Walesa sprak zijn volk toe. Solidarnosć was alom vertegenwoor­digd. Grote roodwitte vlaggen en affiches met de karakte­ris­tieke letters van de Poolse vakbond.
Een drugsverslaafde probeerde me te interes­seren voor een hoertje. Ik begreep niet wat hij van me wilde en om van hem af te zijn knikte ik maar een beetje. Asia kreeg op dat moment een bijna onweerstaanbare behoefte mij met m'n koffertje en al het station uit te knik­keren. Het werd ineens opvallend stil tussen ons. Ik volgde haar gedwee naar het perron waar de trein naar Gdansk zou vertrekken. Het gesprek tussen Asia en mij wilde maar niet vlotten. Ik hield de bloem, die Asia mij bij de begroeting had gegeven, in het bovenste knoopsgat van mijn blauwe spijkerjack. Ik zag er trouwens niet al te floris­sant uit. De reis had me niet echt schoner gemaakt, maar de kleren die ik bij vertrek had aangetrok­ken, een bruin ribflu­welen broek met enigs­zins kalende knieën en een niet meer zo mo­derne trui met gekleurde banen over de breed­te, waren niet het meest modieuze dat ik had kunnen vinden. Kort samengevat was het eerste uur van onze ontmoe­ting niet al te succesvol. Ik volgde Asia op de voet. Ik verkeerde in een vreemd land waar ik de gebruiken en de taal niet van kende. De trein naar Gdansk zat tot de nok toe gevuld met mensen en bagage. Slechts in het gangpad konden we ons nog tus­sen armen, benen en kof­fers wroeten. Asia en ik zaten gehurkt op mijn tas. Ik keek tegen Asia's rug aan. Nog steeds was er geen sprake van een levendige conversatie tussen ons. De reis, dwars door de nacht, duurde tergend lang. Nog steeds had ik niet in de gaten dat Asia's humeur danig verpest was door mijn reactie op de drugsverslaafde. Ze dacht dat ik werkelijk van plan was met een hoertje er vandoor te gaan. Ik wist niet eens waar die gek het over had.
In Gdańsk namen we de taxi, die naast het monumentale station stond te wachten. Na een lange rit stopten we bij een langge­rekt flat­gebouw. Asia woonde op de eerste verdie­ping. Anja, de vriendin van Asia, wachtte ons op. Snel legde Asia een aantal zaken met betrek­king tot de werking van de televisie en WC aan mij uit en een bord vol brood met hertenvlees achterla­tend verliet ze met haar vrien­din de woning. Ik had nog zo gehoopt dat ze de nacht met mij zou doorbrengen, maar dat had ik dan verkeerd gehoopt. Asia ging naar haar ouders en liet mij aan mijn lot over.
Pas de laatste avond van mijn verblijf in Polen bracht mij wat ik die eerste avond had gehoopt. De volgende dag zouden we bij het aanbreken van de dag naar het station van Oliwa gaan om daar de trein naar Warschau te nemen. Asia bleef die avond en nacht bij mij in haar flat, ook al duurde die nacht niet  erg lang. 's Avonds bekeek ik de voetbalwed­strijd tussen Milan en Boekarest. Het ging om de Europacup. Van Basten, Gullit en Rijkaard, het beroemde Nederlandse trio voet­ballers in dienst van de Italiaanse voet­bal­club, was goed op dreef. Daarna was het tijd om naar bed te gaan. Het was al twaalf uur en vol span­ning lag ik op de slaapbank in de woon- annex slaapkamer van Asia's flat. Asia ver­bleef een eeuwigheid in de douche. Einde­lijk kwam ze dan tevoorschijn. Ik had door de duisternis niet goed zicht op haar, maar ze leek behoor­lijk in gewicht toegenomen. Waar­schijnlijk had ze alle pyjama's aangetrokken die ze had kunnen vinden. Daarover heen droeg ze ook nog eens een gewatteerde badjas. Snel kroop ze naast me in bed en na een vluchtig goodnight draaiden we ons tegelijkertijd van elkaar af. Asia lag nu zo ver mogelijk van me af, met haar gezicht naar de muur gekeerd. Ik had de andere zijde van het bed opgezocht. De meest onschuldige aanraking van haar teen bracht me reeds in alle staten. Tot het mo­ment dat we er weer uit moesten deed ik geen oog dicht. Vijf uur lang lag ik in hevig opgewonden toestand naast haar. Ik kreeg steeds meer pijn in mijn buik. Het leek wel alsof ik van onde­ren in vuur en vlam stond, toen we bij het aanbreken van de dag een taxi opzoch­ten, die ons naar Oliwa zou brengen. In Warschau moesten we een paar uur wachten op de trein naar Hoek van Holland. Schuin tegenover een ziekenhuis za­ten we in de zon naast elkaar op een stenen muurtje. We schreven lieve dingen naar elkaar. Bij het afscheid nemen kusten we el­kaar vluchtig gedag. Toch nog enige droefe­nis bij het ver­trek. Ik had het niet gedurfd haar hand in de mijne te nemen. Na vijf dagen van wachten op de ver­eiste documenten (mijn visum was verlo­pen), papieren in­vulllen en vragen om infor­matie (soms bijna een hele dag wach­ten), een bezoek aan Asia's ouders en de ont­moeting met haar doch­tertje Emilka, gleed ik uit haar wereld. Op weg naar huis, waar ik een eeuwig­heid ge­leden uit was vertrokken voor de be­slissende ont­moeting uit mijn le­ven. Toch was ik er niet zeker van of Asia me nog een keer­tje zou wil­len ontmoeten. Alle zitplaatsen in de trein waren bezet. Ik moest genoegen nemen met een staanplaats in het gangpad. Een vriendelijke Poolse vrouw gaf me haar reser­vering zodat ik kon gaan zitten. Pas laat drong het tot me door dat ik die reservering had moeten beta­len. Gelukkig kon ik haar nog vinden en gaf ik haar de rest van het Poolse geld dat ik nog over had. Ze wilde niet alles aannemen, het was duidelijk teveel. In Duits­land droomde ik dat ik de trein had verlaten en te laat weer terug was op het station. In paniek probeerde ik een andere trein te vin­den, maar alles was al vertrokken. In Neder­land werd ik wak­ker. Ik was vijf da­gen weg geweest, maar het leken wel vijf maanden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten