donderdag 24 februari 2011

Moeder

Moeder werd op 30 oktober 1930 in Delft geboren. Het gezin waarin ze terecht kwam bestond al uit elf kinderen. Na haar zou nog één kind komen. Vaak had ze hoofdpijn. Ze kon dan niet met de kinderen uit de buurt spelen, maar zat zo'n beetje in de schaduw. Op een dag, aangetrok­ken door de lekkere geur van het gas, plaats­te ze de gasslang op haar mond en begon ver­lekkerd het gas te inhaleren. Nog maar net kon ze gered worden, want ze had reeds het bewustzijn verloren.
In de oorlog jatte ze eten bij de buren en aardappelen van een boot, die niet ver van hun huis in de Schie lag afgemeerd. Ze was niet bang voor de Duitsers, die voor haar allemaal Hans heetten. Een paar broers werden opgepakt en op transport gezet. Ook haar broer Arie, die het minste verstand en het opvlie­gendste karakter van alle kinderen had, werd opge­pakt. Hij begreep er niets van en begon alvast elke Duitser die hij tegenkwam verrot te schelden. Zijn broer Wim, die nog niet door de arbeids­dienst was opgepakt, hielp Arie uit Duitsland vluchten en nam zijn plaats in het kamp in. Wim kwam een jaar la­ter zo toegetakeld terug dat zijn moeder hem niet meer herkende.
Nog voor de oorlog afgelopen was stierf moe­ders moeder. Op haar sterfdag was moeder wel in het ziekenhuis waar haar moeder lag, maar was alleen bij een vriendinnetje op bezoek geweest en niet bij haar moeder. Haar vader, een bloemenkoopman, kon geen tijd vinden om voor haar te zorgen en bracht haar naar een klooster in Limburg. Daar verbleef ze bijna vijf jaar. Ze groeide verder op tussen de nonnen en haar lotgenoten en werd meer dan eens onheus behandeld. Het ergste vond ze de valse beschuldigingen die ze af en toe naar haar hoofd kreeg. Op verdenking van diefstal moest ze twee weken doorbrengen in de douche­ruimte van het klooster.
Soms lukte het om over de muur te klimmen en even te genieten van de vrijheid. Dan rookte ze een sigaret, het weinige vertier wat ze in die tijd had. Ze kreeg een te grote mond en moest voor straf naar een klooster met een harder regime, waar ze het over het algemeen beter naar haar zin had dan in het klooster in Limburg. Ze was achttien toen ze vrij kwam en terugkeerde naar haar geboorteplaats. Ze woonde in bij haar oudere zus. Dansen was haar passie. In de dansschool ontmoette ze m'n vader, die een tijdje daarvoor was terug­gekeerd uit Ne­derlands-Indië en alle ploppers die hij daar was tegengekomen de bomen in had gejaagd.
Onschuldig als ze was raakte moeder snel in verwachting en trouwde op 4 februari 1953. De dijken waren doorgebroken en er heerste een algehele paniek in het zuidwesten van het land. In de kerk speelde Jules de Korte op het orgel. De blinde muzikant zou daarna nog vaak op televisie verschijnen. Een paar maanden later werd een tweeling ge­boren. Ze noemde de kinderen Lia, naar haar moeder en Kees, naar haar schoonvader. Het leven was niet gemakkelijk. Vader werkte veel, terwijl moeder het druk had met de klein­tjes op een klein zolderkamertje.
Regel­matig trok ze met de tweeling naar het gemeentehuis voor een ruimere woning. Ze kreeg een deel van een alleenstaand huis toe­gewezen in de buurt van een psychiatrische inrichting. Haar buren waren vervelende men­sen. Nog altijd brengen haar verhalen over de gruweldaden van Aad Kortekaas, de halfgare buurman van toendertijd, mij in een staat van emotionele woede. Nog vreemder was dat deze psychopaat later gewoon bij ons op bezoek kwam met zijn gezinnetje, toen we al lang niet meer in zijn huis woonden. Hij bracht dan zijn domme, dikke vrouw mee en zijn drie zoontjes. De ventjes moesten bij vertrek al­tijd gefouilleerd worden, want ze probeerden steeds iets van ons speelgoed mee te nemen. En die gekke buurman liet het ooglui­kend toe.
Na de tweeling verscheen Aad ten tonele, ge­boren op 2 oktober 1954. En toen ik kwam, op 26 november 1955, nam vader even gas terug. Agnes zou pas drie jaar na mij geboren wor­den, op 18 oktober 1958.
De schulden werden langzaam maar zeker afbe­taald. Alleen vaders broek Nick, met de veel­zeggende bijnaam de pruimenschijter, wilde nog wel eens roet in het eten gooien. Niet voor niets is hij thans een van de rijkste ooms. Moeder had bij hem een lening afgeslo­ten, iets dat ze beter niet had kunnen doen. Vroeger rekende hij al een dubbeltje voor elke sigaret die hij over had en maakte hij mijn vader zwart (Corrie, hij is echt niet te vertrouwen) in de hoop een kansje bij moeder te maken. Maar toen leed hij al aan epilepti­sche aanvallen en was het geen prettig gezicht hem aan tafel zijn gezicht te zien openhalen met zijn eigen vork. Trouw betaalde moeder elke maand een flink bedrag af. Toen ze dacht eindelijk met de lening klaar te zijn en een paar maanden later bij een gezel­lig samenzijn met Nick en zijn mollige vrouw, dit heugelijke feit nog eens memoreerde, kreeg ze een week later de kous op de kop. Nick had in zijn administratie ontdekt dat er nog een termijn voldaan diende te worden.
Vanwege problemen met mijn nieren bracht ik zes weken door in het zieken­huis, waarvan drie in afzondering op een harde plank. Vaak nam moeder speelgoed mee, maar veel plezier beleefde ik er niet aan. Het meeste raakte ik na bezoekuur meteen kwijt vanwege het sociale beleid van het ziekenhuis waarbij speelgoed aan minder bedeelde kinderen werd uitgedeeld door het gewoon van de rijkere kinderen af te nemen. Daarna nam moeder alleen nog maar snoep voor me mee, waarvan ik tijdens het bezoekuur zoveel mogelijk at. Een gezagsdra­ger in vol ornaat kwam moeder meedelen dat ik naar huis mocht. Hij belde aan, wachtte tot moeder een hartaanval had gekregen en deelde toen het goede nieuws mee.
We woonden in Spijkenisse en Agnes was net geboren. In het ziekenhuis had ik moeder al verscheidene keren op het hart gedrukt het nieuwe zusje maar weer weg te doen als ik naar huis zou komen.
We verhuisden naar Maassluis in een periode dat het flat in Spijkenisse steeds voller raakte met Spanjaarden.

In Maassluis woonden we op twee hoog in een vier kamer flat. Kees, Aad en ik kregen een kamertje van twee bij drie, terwijl Lia en Agnes een veel ruimer onderkomen tot hun be­schikking hadden.
Tegenover ons huis was een bejaardenhuis waar vrijwel elke dag een rij zwarte auto's voor de ingang stond.
Moeder was nog jong en mooi. Ze had veel con­tact met haar buren. Nel Heskes, die een paar portieken verder woonde, was haar beste vriendin. Soms verliep het contact niet naar wens. Lia groeide op en had wel eens moei­lijkheden met haar buurmeisjes, die over het algemeen een paar jaar jonger waren als zij. Jaloezie was meestal de hoofdreden om de moe­ders in stelling te brengen.
In de periode dat ik op de lagere school zat kreeg moeder steeds vaker last van maagpijn. Vooral tijdens de feestdagen, wanneer het eten wat vetter was dan normaal, had ze er last van. Vader las voor uit Alleen op de we­reld. Als de klok twaalf uur sloeg wensten we elkaar gelukkig nieuwejaar en zochten dan moeder op in haar slaapka­mer, want daar lag ze met ondraagelij­ke pijnen in haar buik. Midden in de nacht werd ze naar het zieken­huis gebracht. Haar dokter was niet aanwezig en moeder werd opgegeven. Nog hoorde ze de stem van een van de chirurgen. Daar is niets meer aan te doen. Door een wonder werd ze gered. Haar dokter, die door een wakkere geest van het ziekenhuis­personeel was opge­roepen, redde haar door een groot deel van haar maag te verwijderen en haar inwendige weer helemaal schoon te maken.
Moeder was altijd in voor geintjes. Soms liep dat verkeerd af. Ze probeerde eens een bal, die haar richting uit kwam, zo hard mogelijk terug te schoppen. Ze miste de bal, maar raakte een ijzeren vuilnisbak, die met een flinke boog bij de jongens terecht kwam. Er zat een put in haar scheenbeen, maar ze liet niets merken. Met een stalen glimlach op het gezicht liep ze de drie trappen naar boven, sloot de deur achter zich en viel flauw. Een andere keer verloor ze een deel van haar duim bij het kaasschaven. Toen ze door had dat er een stukje van haar duim tussen de geraspte kaas lag kon ze nog net de naam van m'n vader roepen en verloor het bewustzijn.
M'n moeder sloeg nooit. Nou ja, een keertje dan. Ik was beneden op straat en speelde met een groep kinderen een of ander spelletje. Moeder verscheen op balkon en riep iets naar me. Waarschijnlijk moest ik binnenkomen om te eten, maar veel zin had ik er niet in en lachte een beetje schaapachtig naar boven. Moeder sloot de deur en was een minuut later beneden. Ik had nog niets in de gaten toen ze vlak voor me stond en ineens een behoorlijk harde klap in mijn gezicht gaf. Ik schrok me wild, maar de schaamte was erger dan de pijn.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten