woensdag 16 februari 2011

Nachtmerrie aan de grens

Maria Wojtiuk toonde nog het meeste ongeduld. Terwijl ik uit verveling naar de panties en hoge naaldhakken van een medewerkster van het douanekantoor keek en daarbij af en toe visueel gehinderd werd door de hand van Henry, liep Wojtiuk enigszins zuchtend rond en probeerde Grazyna Kunicka haar pijpje, in de zoveelste poging van het roken af te komen. De fragiele kunstenares kreeg van ons vijftig zloties toegestopt om een van de douanebeambten gunstig te stemmen. Het werkte. In plaats van de beloofde vier tot vijf uur wachten waren we na een uur al klaar en mochten we naar huis. Maria Wojtiuk was toen al verdwenen. Ze moest voor haar hond zorgen.
Tijdrovender en zenuwslopender was de tweede ronde van onze douaneavonturen. Op zondagavond rond zes uur deden we onze eerste grenspost in Swiecko aan. Asia werd meteen de huid volgescholden door een douaniere die dacht nog te leven in de periode van het ijzeren gordijn. We kregen abusievelijk een blauw briefje mee en een wit douaneplaatje dat eigendom diende te blijven van de Poolse douane. Van de enorme stapel papieren die we mee moesten nemen en die gecontroleerd moesten worden bij de verschillende douaneposten bleef na afloop niets meer over, alles werd als het ware geconfisqueerd, alleen het douaneplaatje hadden we nog toen we de grens over waren en veilig en wel door Duitsland reden. Onzeker reden we nu in de richting van de terminal, een paar kilometer van de eerste grensovergang bij Swiecko vandaan. Het gebouw zag er inderdaad als een circustent uit, zoals een paar dagen eerder gekscherend was medegedeeld door Thomas Munster van het expeditiebedrijf Gerlach. Terwijl Asia zich onfermde over de hond die door de lange reis bijna in een delirische toestand was geraakt probeerde ik nogal nerveus mijn weg te vinden binnen het gebouw. Het waren geen tetterende olifanten, steigerende paarden, op dunne touwtjes paraderende ballarinas, maar een warboel van kantoortjes wat ik in de terminal aantrof, inclusief een paar dozijn circusclowns.  Het kantoor van Gerlach was gelukkig snel gevonden. De man die mijn zaak moest behandelen begon al meteen ‘Scheizze’ te roepen toen hij mijn armzalige papieren zag. De groene uitvoerdocumenten die we in het douanekantoor in Gdansk met Kunicka en Wojtiuk hadden op laten maken lagen nog in de auto, dus mijn provisorisch gefabriceerde voorlopige facturen zagen er nogal onprofessioneel uit, maar om meteen ‘Scheizze’ te gaan roepen wekte bij mij de indruk dat we in een hopeloze situatie waren beland. Eerst moest ik maar en paar fatsoenlijke papieren uit de auto gaan halen, dan zouden we wel verder zien. Dat bleek een bijna onuitvoerbare taak te zijn. Ik was verdwaald in het grote gebouw, vooral door het feit dat ik spontaan begon te lijden aan een vorm van geeestvernauwing en slaagde er niet in de uitgang op een normale wijze te ontdekken. Waar ik ook heen liep, de deur eindigde op een kantoortje of op een lange gang dieper het gebouw in. Het angstzweet stond inmiddels duimdik op mijn voorhoofd. Paniek maakte zich meester van mijn geest en lichaam. Gebrek aan oriëntatievermogen was altijd al een probleem geweest, maar nu leek het levensbedreigend te worden. Waar was verdomme nu de ingang c.q. uitgang? Mijn hart maakte overuren. Via allerlei sluiproutes bereikte ik na een kwartier de buitenwereld, natuurlijk aan de verkeerde kant van het gebouw, maar ik was in ieder geval buiten. Asia zat in de auto en zag me gesticulerend op haar afkomen. Nadat ik de papieren had gevonden wachtte me de opdracht het kantoor van Gerlach terug te vinden. Bij het invullen van de vragenlijst interpreteerde ik de vragen steeds verkeerd, hetgeen de expediteur deed opmerken of ik wel Nederlands kon, de vragen waren immers in het Nederlands gesteld. Gelaten liet ik me uitschelden. Toen de expediteur het over een ‘Slang’ had, daarmee doelend op de immens lange rij wachtende vrachtwagenchauffeurs voor de burelen van de Poolse douane begon mijn hoofd riviertjes van zout water te vertonen. Dit kon niet waar zijn. De moed, die zich reeds rond mijn enkels bevond, zonk nu geheel in de schoenen. En inderdaad, de Via Dolores diende in z’n geheel volbracht te worden, met aan het eind het verlossende geluid van stempels op een geel papiertje.
Asia met hond bracht de meeste wachttijd door tussen de vrachtwagenchauffeurs. Ze was de enige vrouw en Katja was de enige hond in het gebouw, dus we vielen best wel op. Al snel werd Katja tot mascotte uitgeroepen. In den beginne, zo rond zeven uur, toen Asia en ik met een blik vol wanhoop achter aan de rij aansloten, probeerde de hond nog te vluchten, maar na een uur realiseerde het beest zich dat er geen ontkomen aan was en legde ze zich zuchtend en kreunend te rusten. Om elf uur waren we bijna aan de beurt. Dat was het moment voor wat extra adrenaline en angstzweet, want waar waren de groene douanepapieren van onze grote vriendin Grazyna Kunicka? We hadden zeven gouaches van haar aan te geven, naast de andere inkopen die we in Polen hadden gedaan. Maar op de een of andere duistere manier waren de papieren niet in het plastic tasje, dat we bij ons hadden, te ontdekken. Tussen haakjes: ook met ons plastic tasje vielen we behoorlijk op tussen de verzorgde aktetassen van de heren vrachtwagenchauffeurs. Paniek in de circustent. Ik rende naar het kantoor van Gerlach en viel bijna de ietwat kreupele expediteur aan, die mijn zaken had geregeld. “Aber ich haben keine Papieren, allein Kopieën” zei hij, terwijl hij het stapeltje papieren dat bij mijn pas aangelegde dossier hoorde angstvallig tussen zijn handen klemde, bang dat ik ze in een plotselinge beweging zou wegritsen. Via allerlei nooduitgangen en voor het personeel bedoelde vluchtroutes verliet ik rennend het gebouw aan de verkeerde kant en holde in dezelfde snelheid als waarmee ik het gebouw dan uiteindelijk had verlaten naar mijn auto, die ergens op een aparte parkeerplaats tussen de vrachtwagens stond geparkeerd. Ondertussen waren de chauffeurs waarmee Asia gedurende de vier uur van wachten een bepaalde relatie had opgebouwd aan de beurt en kreeg ze het idee dat de honderdvijfentachtig mannen achter haar ons niet hadden opgemerkt en met trillende stem riep ze: “Mannen, jullie hebben toch gezien dat ik vooraan sta en zo aan de beurt ben?” Als uit één keel riep de groep chauffeurs, sommigen met een duidelijk Russisch accent, dat wij wel degelijk waren opgemerkt en dat Asia zich geen zorgen hoefde te maken om weer achteraan te moeten aansluiten. Ik vond warempel mijn autootje terug tussen de jumbo’s en tevens, wonder boven wonder, de gezochte douanepapieren van Kunicka. In gestrekte draf terug naar de terminal, waar ik Asia met een kletsnat, maar opgeheven hoofd de papieren overhandigde. We waren juist aan de beurt. Eindelijk hadden we dan onze stempeltjes en mochten de grens over met onze spullen. Dat moest maar wachten tot de volgende dag. We liepen naar een benzinestation waar we iemand bereid vonden ons naar het hotel in Slubice te brengen alwaar we een wodka met cola en een flink glas koud bier namen. Drievierde van onze missie was volbracht, nu nog de grens over.
Jan helpt Marly een handje

Geen opmerkingen:

Een reactie posten